Ziektewet

Ziektewet

U kunt een Ziektewetuitkering krijgen als u door medische beperkingen uw eigen werk niet kan doen. De verzekeringsarts van UWV (of de bedrijfsarts) beoordeelt of u geschikt bent voor uw eigen werk. Als u geschikt wordt geacht voor uw eigen werk, krijgt u geen uitkering. U krijgt daarover een beslissing. Als u het daar niet mee eens bent, moet u binnen 2 weken een bezwaarschrift indienen. (Normaal gesproken zijn bezwaartermijnen 6 weken, maar hier geldt dus een kortere termijn.)

Als u wel een Ziektewetuitkering krijgt, wordt na één jaar de toets om de uitkering te behouden uitgebreid. UWV zal dan ook beoordelen of u misschien ander werk kunt doen, rekening houdende met uw beperkingen (de Eerstejaars Ziektewet beoordeling). Als u volgens UWV ander werk kunt doen, en het inkomstenverlies in vergelijking met uw oude werk minder is dan 35%, dan beëindigt UWV de Ziektewetuitkering.
De Ziektewet is voor maximaal 2 jaar (daarna hebt u misschien recht op een WIA-uitkering).

WIA

WIA

De WIA-uitkering kunt u voor afloop van de Ziektewetuitkering aanvragen. De toets is hetzelfde als bij de Eerstejaars Ziektewet uitkering. Als uw WIA-uitkering wordt afgewezen, kunt u in bezwaar gaan.
Als u de WIA-uitkering toegewezen krijgt, zal die in eerste instantie ongeveer 70% van uw oude loon zijn. Dat is de loongerelateerde uitkering. Meestal krijgt u de loongerelateerde uitkering minimaal 3 maanden en maximaal 24 maanden. De duur is afhankelijk van uw arbeidsverleden en komt vaak overeen met de duur van het WW-recht dat u hebt opgebouwd. (Als u voordat u de Ziektewetuitkering kreeg al een WW-uitkering kreeg, wordt die duur ervan afgehaald.)

Als de loongerelateerde uitkering afloopt, krijgt u de vervolguitkering. De vervolguitkering is bedoeld om mensen te stimuleren toch weer aan het werk te gaan. Als u niet werkt, is de hoogte van de vervolguitkering een percentage van het sociaal minimum inkomen. U kunt er dus behoorlijk op achteruit gaan in de vervolguitkering. Als uw (gezins-) inkomen daardoor onder het sociaal minimum komt, kunt u bij UWV een toeslag aanvragen om toch op het sociaal minimum te komen.
Als u wel werkt, en u verdient minimaal de helft van uw “verdiencapaciteit”, dan vult UWV uw inkomen aan tot ongeveer 70% van uw oude loon. Uw “verdiencapaciteit” is wat u volgens UWV nog kunt verdienen.
Bijvoorbeeld:
Als u voor u ziek werd 3.000,- euro per maand verdiende en u bent 40% arbeidsongeschikt, dan kunt u volgens UWV dus nog wel 60% verdienen. Uw verdiencapaciteit is dan dus 1.800,- euro.
Zoals gezegd: als u tijdens de vervolguitkering de helft van uw verdiencapaciteit benut, vult UWV uw inkomen aan tot ongeveer 70% van uw oude loon. Dus als u 900,- euro verdient, zal UWV uw inkomen aanvullen tot ongeveer 70% (in dit geval 2.100 euro). De aanvulling van UWV (bovenop uw loon) is dus 1.200 euro.
Als u 80-100% arbeidsongeschikt bent, hoeft u uw verdiencapaciteit niet te benutten, en vult UWV uw uitkering sowieso aan tot ongeveer 70% van uw oude loon. De hoogte van de WIA-uitkering verandert dan dus eigenlijk niet als u naar de vervolguitkering gaat.

Als uw beperkingen tijdens de WIA-uitkering verergeren, kunt u dat bij UWV melden. UWV beoordeelt dan opnieuw wat uw beperkingen en uw arbeidsongeschiktheidspercentage is. Als u in de vervolguitkering zit, en uw arbeidsongeschiktheidspercentage gaat omhoog, dan kan dat dus ook betekenen dat de hoogte van uw uitkering omhoog gaat. Maar, pas op: het is van te voren moeilijk te voorspellen of een verergering van uw klachten ook een verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage tot gevolg heeft. De inschatting van UWV van uw verdiencapaciteit is namelijk slechts theoretisch. Om te beoordelen wat voor werk u met uw beperkingen zou kunnen doen, maakt UWV gebruik van een database met fictieve functies, lonen en werktijden. Wel probeert UWV die database zo realistisch mogelijk te houden door hem regelmatig te updaten op basis van op de arbeidsmarkt beschikbare vacatures.
Maar doordat de inhoud van die database wisselt, kan het zijn dat uw beperkingen zijn toegenomen, maar dat u volgens UWV toch minder arbeidsongeschikt bent. Door het melden van een toename van uw beperkingen, kan het dus ook voorkomen dat UWV uw uitkering beëindigt. U kunt dan natuurlijk wel in bezwaar gaan.

Als uw WIA-uitkering dan toch beëindigd is, kan het recht daarop later toch weer herleven. Als uw beperkingen binnen 5 jaar na het eindigen van het recht op WIA weer toenemen, en die toename is het gevolg van dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor u de WIA toegewezen hebt gekregen, en uw arbeidsongeschiktheidspercentage is daardoor weer minimaal 35%, dan herleeft het recht op een WIA uitkering.
Ook nadat uw WIA-uitkering is gestopt, kan het dus lonen om een wijziging in uw klachten bij UWV te melden.

Wajong

Wajong

Het recht op Wajong is in de afgelopen jaren steeds meer beperkt. Tot 2015 had je recht op Wajong indien je door je beperkingen niet in staat was om minimaal 75% van het minimumloon te verdienen.
Vanaf 2015 heb je recht op Wajong als je voor je achttiende of tijdens je studie een ziekte of handicap hebt gekregen, en daardoor duurzaam geen arbeidsvermogen hebt.

Je hebt wel arbeidsvermogen als je:
– minimaal 1 uur achtereen kan werken;
– in totaal 4 uur op een dag kan werken;
– een taak kan uitoefenen;
– basale werknemersvaardigheden hebt.
Als je aan één van bovenstaande eisen niet kunt voldoen, heb je géén arbeidsvermogen.

Een aanvraag van een Wajong-uitkering wordt heel vaak afgewezen. Het kan nuttig zijn om bezwaar te maken.

Als uw aanvraag van een Wajong-uitkering is afgewezen, en uw beperkingen nemen toe binnen 5 jaar nadat het recht op Wajong zou zijn ontstaan, dan kunt u mogelijk alsnog een Wajong krijgen.

Als u de leeftijd van 18 jaar al (lang) gepasseerd bent, kunt u in principe alsnog Wajong aanvragen. Ook als die in het verleden al is afgewezen. Wel moet u dan aantonen dat u op uw achttiende dusdanig beperkt was dat u recht op Wajong had. Over het algemeen geldt: hoe langer geleden, hoe lastiger aan te tonen.